Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen herziening 2011
p 46
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft voor de
afgelopen 15 jaar (1992- 2007) geraamd dat er ongeveer 400.000 woongelegenheden
zouden bijkomen als gevolg van de voorspelde gezinsaangroei. Daarmee heeft het
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de gezinstoename sterk overschat ten
opzichte van de werkelijke toename: ongeveer 300.000 voor de periode
1991-20055. Vooral de toename in de afgelopen jaren is veel minder groot dan
begin jaren 1990 (ongeveer 67.300 vs. 131.000). In welke mate dit aansluit met
de werkelijke aangroei van het woningbestand in die periode is niet eenvoudig
te achterhalen. De precieze omvang van de woningproductie is statistisch immers
niet gekend.
p 55
Op basis van de gegevens van de Studiedienst van de
Vlaamse Regering23 kennen we de verwachtingen inzake de bevolkings- en
gezinsaangroei in Vlaanderen voor de korte (2007-2012) en langere termijn
(2007-2022). De bevolking in Vlaanderen zal de komende 15 jaar aangroeien met
ca. 2,34% en toenemen met 142.184 inwoners. De aangroei is het sterkst in de
eerstkomende 5 jaar (2007-2012): 75.675 inwoners, doch is minder omvangrijk dan
de afgelopen 5 jaar. De bevolking zal blijven toenemen tot in 2015 en zal dan
als gevolg van een sterfteoverschot afnemen. Er wordt vooral een toename van de
ouderen voorspeld (vergrijzing van de bevolking). Het demografische profiel van
Vlaanderen verschilt daarmee in dat van Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest, waar een blijvende bevolkingstoename wordt voorspeld (NIS-Planbureau24).
Ook binnen Vlaanderen zijn er regionale verschillen te verwachten: zo kennen de
arrondissementen Maaseik en Hasselt de sterkste groei; in het arrondissement
Kortrijk wordt daarentegen een bevolkingsafname verwacht.
2007
2012
2017 2022
2007-2012 2007-2022 2007-2012 2007-2022
Antwerpen 953271 966887
978186 987619
13616 34349 101,43 103,60
Mechelen 313041 317253
319989 322130
4212 9089
101,35 102,90
Turnhout 420319
428800 434319
437607 8481
17288
102,02 104,11
Pr. Antw 168.6630 1.712.940 1.732.494 1.747.356 26.310 60.726
101,56 103,60
p 59
Dergelijke frictieleegstand wordt dus bijkomend geteld
bij de te verwachten gezinsaangroei om de nodige omvang van de bijkomende
woningvoorraad te kennen. Voor Vlaanderen bedraagt de frictieleegstand
gemiddeld 2,9%
p62
Volgens tellingen van het departement RWO30 zijn er in
de woongebieden in Vlaanderen nog ruim 410.000 onbebouwde percelen beschikbaar,
goed voor meer dan 59.000 ha woongebied (tellingen dd. april 2006). Met
woongebieden worden alle bestemmingen van het gewestplan bedoeld die in
aanmerking komen voor woningbouw (vb. woonzones, landelijk woongebied,
woonpark, woonuitbreidingsgebieden). ls men rekening houdt met de aard van de
percelen (verkaveling, langs uitgeruste weg, nog uit te rusten binnengebieden),
met de gewenste bebouwingstypologie (open, gesloten, halfopen) en dichtheid
naargelang de ligging ervan in de stedelijke gebieden of het buitengebied, dan
kunnen op die 410.000 percelen rekenkundig nog 800.000 à 910.000
woongelegenheden gerealiseerd worden.
p63
Naast de bouwpercelen bieden de kernen en steden nog
tal van bijkomende woonmogelijkheden door hergebruik van bestaande panden. In
Vlaanderen staan ongeveer 10.000 woningen langdurig leeg (al dan niet verkrot).
Daarnaast zijn er reconversiemogelijkheden van panden en sites die hun vroegere
gebruikswaarde verloren hebben (vb. opslagplaatsen, scholen, kloosters,
bedrijven, …) en waar woonprojecten (al dan niet in combinatie met andere
voorzieningen) gewenst zijn. Op basis van een screening van de beleidsopties in
goedgekeurde gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen en op basis van
onderzoek uitgevoerd in het kader van de afbakening van de stedelijke gebieden
kan deze reconversie mogelijks 21.500 bijkomende woongelegenheden opbrengen. In
het totaal zou een doeltreffend hergebruik van het bestaand patrimonium voor
31.500 bijkomende woongelegenheden kunnen zorgen. In het ruimtelijk
structuurplan Vlaanderen is naast de behoefte aan bijkomende woongelegenheden
een renovatiebehoefte opgenomen. De renovatie- en vernieuwbouwbehoefte werd
ingeschat op ongeveer 300.000 woningen of ongeveer 15%
p68
De analyse van de woonbehoefte (89.428 à 115.511
woongelegenheden) en het realistisch beschikbaar aanbod (122.000 à 144.000
bouwmogelijkheden) tot 2012 toont aan dat het bestaande aanbod in de
woongebieden zoals momenteel voorzien in de gewestplannen en de ruimtelijke
uitvoeringsplannen ruimschoots zal volstaan om de behoefte op korte termijn op
te vangen. De prognoses op langere termijn tonen aan dat dit ook na 2012
gedurende minstens enkele jaren nog zo zal zijn.
p282
Behoud en verhogen van de kwaliteit van kleine kernen
Uitbreiding van de woningvoorraad mag niet uitsluitend vertaald worden in het
creëren van nieuwe bouwlocaties. In gebieden waar de migratiedruk laag is, kan
dat op termijn leiden tot leegstand in de bestaande dorpscentra. De nadruk moet
gelegd worden op maximaal gebruik van de bestaande huisvestingsmogelijkheden in
de centra via inbreiding, renovatie en vernieuwbouw, samenvoegen van bestaande
gebouwen, verbouwen van gebouwen die hun functie verloren hebben (scholen,
verlaten bedrijfsgebouwen, ...) tot woningen, oprichten van meergezinsgebouwen,
... en op het aantrekkelijk maken van de woonomgeving. Inrichting van de
dorpscentra, versterken van het dorpssilhouet uitgaand van de (bijzondere)
cultureel-maatschappelijke waarde, landschapszorg en aandacht voor rust, stilte
en verkeersleefbaarheid zijn daarbij belangrijk.
Bodemgesteldheid
Volgens de bodematlas 2015 (bron) verliezen we in Vlaanderen elk jaar 24 miljard ton aan vruchtbare bodem per jaar. Als oorzaken worden genoemd: de verstedelijking, de ontbossing en slechte landbouwtechnieken, zoals industriële veeteelt, de teelt van gewassen voor biobrandstoffen of het overvloedig gebruik van meststoffen. De laatste zorgen voor minder opbrengst dan gedacht.Bosbarometer
De toestand van de bossen is ook precair in Vlaanderen. Al jaren probeert Bos+ een inventaris te maken van de bestaande bossen. (bron) Een groot deel van de schaarse bossen die nog over zijn, liggen in zonevreemde gebieden. De ministers hebben beloofd om deze beter te beschermen. Er is een inventaris gemaakt en een actieplan.... maar ik heb niet de indruk dat er iets op het terrein is veranderd. Wel heeft de minister controverse veroorzaakt met de digitale boswijzer. Op basis van luchtfotografie concludeert men dat er enorm veel bos zou bijgekomen zijn de laatste jaren (meer specifiek 8.262 hectare tussen 2011 en 2013) (bron). Volgens sommigen bevatten de metingen echter grote fouten.zie pagina Vlaanderen en bos
Intussen wordt de bosbarometer niet meer ernstig genomen, de plannen om de zonevreemde bossen zijn in de schuif beland, de minister heeft ontslag genomen... recent zijn de cijfers van de toestand van het bos bekendgemaakt over de periode 2014-2018. Gemiddeld gaat een voetbalveld bos tegen dr vlakte, dit wordt maar voor de helft terug aangeplant. In de provincie Antwerpen verdween 520 hectare bos, waarvan slechts 365 hectare is gecompenseerd. En dit terwijl de regering al vanaf 1997 jaar belooft om 10000 hectare extra bos aan te planten. (bron)
Advies Woonbeleidsplan door SARO
De Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening (SARO) gaf in maart 2013 een advies aan Minister Van den Bossche over het Woonbeleidsplan Vlaanderen 2050. (bron)Hierin signaleren ze toch een aantal tekorten op het vlak van woonbeleid. We nemen hier enkele punten over; met tussen haakjes af en toe een persoonlijke bedenking.
2 Een achterliggend decreet ontbreekt; het is niet duidelijk hoe overleg en advisering wordt opgezet, het draagvlak naar de bevolking komt niet aan bod, het is onduidelijk wie hoe wordt betrokken. ...
4 Volgens SARO worden de goede accenten gelegd, maar deze worden nog onvoldoende concreet gemaakt:
- inzetten op inbreiden (wat we op zichzelf wel goed vinden, mits er voldoende ruimte blijft voor niet-woonbehoeften, meer bepaald ruimte voor kinderen, openbare functies en groen)
- goed inzicht nodig op gewenste type van woningen en toekomstige behoeften - leidend tot goede mix van woningen
- de woning niet op zich bekijken, maar de woonomgeving in zijn geheel
- afstemming Beleidsplan Ruimte Vlaanderen
7 Het bestemmingsvoorschrift "wonen" heeft een multifunctioneel karakter. Het is niet duidelijk hoeveel van de bestemde oppervlakte effectief voor huisvesting kan ingevuld worden, ook bedrijven, openbare gebouwen... situeren zich in dit gebied.
8 De gewestplannen hebben ruime woonuitbreidingsgebieden, WUG, aangeduid. Deze gebieden zijn evenwel vaak niet op de gewenste plek gelegen (overstromingsgevoelig, waardevolle open ruiten...) De regering wil deze laatste vrijwaren, evt. ruilen met andere plekken. Ze maakt wel een uitzondering voor de sociale woningbouw; iets waar SARO kritiek op levert.
9 De gebieden waarbinnen het Vlaams Gewest via subsidies en tegemoetkomingen de bouw van nieuwe woningen stimuleert, zijn slecht afgebakend. Ze bevatten heel wat agrarische gebieden en talrijke WUG die noch kernversterkend, nog inbreidingsgericht kunnen genoemd worden. De ondersteuning staat dan haaks op het principe van duurzaam ruimtegebruik.
10 De strategische doelstelling "een betaalbare woning voor iedereen" gaat niet in op waar een betaalbare woning zou moeten komen. Gevolg: sociale woningen worden gerealiseerd waar het vanuit ruimtelijk oogpunt niet steeds gewenst is, of waar er geen woonbehoefte is.
11 Aansnijden van open ruimte voor nieuwbouw is geen duurzame optie. De nota zet in op inbreiding, stadsvernieuwingsprojecten, kernversterking, renovatie en vernieuwbouw. (Ik heb de indruk dat het nu én open ruimte inpalmen en de nog beschikbare ruimten in kernen volbouwen, zonder oog voor andere functies. Ook in de nota wordt dit blijkbaar zo voorzien: 60% in stedelijke kernen, 40% in buitengebied).
13 Men gaat ervan uit dat Vlaanderen tegen 2030 ong 1 miljoen extra inwoners of 330 000 bijkomende huishoudens mag verwachten. Het beleid zal waar nodig de marktwerking bijsturen om het noodzakelijk evenwicht tussen vraag en aanbod te bereiken. Er is de laatste jaren een omslag merkbaar naar meer aankoop van bestaande woningen en naar renovatie. (Toch worden er nog veel nieuwbouwprojecten ontwikkeld. Ik heb de indruk dat de overheid geen vat heeft op de marktwerking; dat de bouwpromotoren de ruimtelijke ordening aansturen en de overheid wat morrelt in de marge).
14 Normen voor bouwdichtheid zijn één ding, de laatste jaren is het inzicht gegroeid dat verdichting op een kwalitatieve manier moet gebeuren waarbij aandacht gaat naar groen en open ruimte. Belangrijk is dat de koppeling wordt gelegd tussen mobiliteit en de compacte stad. (Dit klopt zeker, maar de vraag is of de twee doelstellingen wel samen kunnen gaan: verdichting en groen/open ruimte? op een gegeven moment komen deze twee in elkaars vaarwater).
16 Er zou meer werk moeten gemaakt worden van de opvolging van de woonbehoefte; een coherent kader voor de opmaak hiervan ontbreekt. (Men schermt altijd met de extra woongelegenheden die nodig zouden zijn... maar nu blijkt dat de basis hiervoor wankel is. Het is een noodzakelijke voorwaarde om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Door de grote gevolgen van een gebrekkige afstemming is dit eigenlijk een grove nalatigheid van het beleid. Toch fundamenteel staat de overheid m.i. machteloos t.o.v. de ontwikkelaars die op winst uit zijn).
17 Er wordt te weinig aandacht besteed aan de verschillende woonvormen die nodig zullen zijn (rekening houdend met o.a. vergrijzing, verdunning van de huishoudens).
18 Er wordt weinig aandacht besteed aan het niveau van de wijk: nabijheid van groen, voorzieningen en openbaar vervoer. (Voor ons essentiële aspecten; die zoals eerder vermeld in spanning staan met de inbreidingstendens). Maar ook aandacht voor onderbezetting van bestaande woningen, te zeer opsplitsen, sociale diversiteit, energie...
20 SARO wijst erop dat gemeentebesturen nu vaak open ruimte opofferen omdat het extra belastinginkomsten genereert.
zie ook de berichten over open ruimte, beschikbare bouwgrond....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten